Regie

08-10-2015 20:41

“Mag de pomp omhoog?”. In de ogen van zijn enige dochter zie ik de weerslag van de afgelopen dagen. Vermoeidheid, verdriet en angst. Sterven kan een uitputtingsslag voor familieleden zijn. Het is goed dat te beseffen. Als mensen helemaal uitgeput zijn of raken, kan even bijtanken thuis noodzaak zijn.

 

Als ik langs haar heen kijk, zie ik haar vader rustig ademen, hooguit tien keer per minuut. Soms stopt hij daar even helemaal mee om vervolgens in een salvo snelle ademhalingen uit te barsten. Dit is het Cheynes-Stokes ademen, een bekend adempatroon in de stervensfase. In geen enkel deel van zijn lichaam zie ik spanning of onrust. “Comfortabel, noemen we dit”,  laat ik mij ontvallen. ‘Het hogere doel binnen de allerlaatste levensfase’.

 

Het is aan het einde van de middag en we zijn zo’n 8 uur geleden begonnen met palliatieve sedatie. Door middel van midazolam, een slaapmedicijn, hebben we zijn bewustzijn weten te verlagen tot het acceptabele niveau waarop deze nu is. Niet de diepte van de slaap telt,  maar het comfort dat gecreeerd wordt. Zijn benauwdheid is nu fatsoenlijk bestreden. Dit maakt kwaliteit van sterven.

 

Na een reeks longontstekingen zou dit zijn laatste zijn. Zeker, we hadden het nog geprobeerd: twee soorten antibiotica, tijdelijke IC-opname. Maar hij raakte helemaal aan het einde van zijn Latijn. Morfine werd zijn redding: het middel tegen benauwdheid in de laatste levensfase. Het was al op de IC gestart en het had goed gewerkt. Hij had grinnikend geluisterd naar mijn verhaal over Morpheus, de Griekse God van de dromen. Die verscheen in je dromen als je geliefde. En dat morfine naar hem vernoemd was. “Vanwege de hallucinaties, had hij gezegd”. Ik had geknikt. Het is een van de grootste nadelen, had ik beaamd.

 

Toen hij op de verpleegafdeling was teruggekeerd, vanochtend, had hij zijn dochter en mij bij zich geroepen. Tussen een paar ademteugen door had hij kort en krachtig uitgelegd dat hij volkomen op was. Dat het goed was. “Laat me sterven”. Ik keek in zijn ogen die vertroebeld raken door die benauwdheid. Wat waren we het met elkaar eens. De benauwdheid is niet meer goed te behandelen. Dat heet een refractaire situatie. De reden voor palliatieve sedatie. Een uitweg. Een zacht einde. Eindelijk.

 

Nu, zoveel uren later, vertelt ze me tot mijn lichte verbazing dat hij dit zo niet gewild had. Ze kijkt me dwingend aan: “Verhoog de pomp, zodat het sneller gaat.” Ik besef dat zij hier de crux raakt. De regie van het leven, als we die überhaupt al hebben gehad, ligt in de laatste levensfase ver buiten ons. Sterven is een natuurlijk proces. Uiteindelijk geldt dat bij palliatieve sedatie wordt gestorven, niet gedood. Ik pak haar beide handen vast. Kijk in haar verdriet. Als enig familielid hier zijn, dit dragen, dat is onmetelijk zwaar. Zij verlangt zo hevig naar zijn einde. En ik begrijp dat.  “Nee,” zeg ik. “Zo had ù het niet gewild. Kijk eens naar hem. Kijk eens goed. Hij ligt er heel vredig bij. Dit is wat hij zocht. Rust.” 

 

Het valt helemaal stil. In de verte hoor ik Bach. Een kleine cassettespeler. Bombaste tonen die dragen in deze ruimte. Wat kan dat verschrikkelijk mooi zijn. We hebben elkaar nog steeds vast en ik hoor haar zucht, weggestopt in dat geluid.

 

In een flits zie ik zijn zeer matige urineproductie. “Blijf bij hem,” adviseer ik.  Zij knikt. Erkenning.  Ze zal vannacht naast hem slapen, op een stretcher. Afscheid. En als ik wegloop en toch nog over mijn schouder kijk, zie ik dat haar hand de zijne grijpt. Ze ontspant. Gelukkig.

 

Als de verpleegkundige in het midden van de nacht zijn kamer binnenloopt, treft ze hen in een opmerkelijke houding aan. Hij ligt op zijn rug met zijn ogen wijd open. Zijn ademhaling is gestopt. Hij is dood. Als ze beter kijkt, ziet ze zijn dochter aan zijn bed zitten. Slapend. Haar hoofd rust op zijn borst. Hun armen zijn verstrengeld in elkaar. Ik lees het terug in haar stenisch, maar prachtige verslag. 

Vannacht is hier gestorven. In alle rust. Precies zoals hij had gewild.